Een persoonlijk verhaal over rouw.

 Het is zaterdagochtend. Terwijl ik verdiept ben in de weekendbijlage van de krant, belt Harry. Of ik het leuk vind om een artikel te schrijven over rouw in het vakblad Haptonomisch Contact. “Graag over twee weken klaar”. Nou die vraag kwam enigszins rauw binnen. Mijn eerste impuls is natuurlijk om positief te antwoorden. Zo ben ik. Maar daarover later wat meer. Inmiddels wijzer heb ik geleerd even stil te staan en het binnen te laten komen. Na even wat sparren met mijn lief Miriam en wat bladeren in mijn agenda, bel ik na 15 minuten Harry terug om te zeggen dat ik het doe. 

Het voordeel van een paar jaartjes ouder is dat je automatisch een ervaringsdeskundige wordt in het leven. En bij het leven hoort verlies. Hierin heb ik het nodige meegemaakt en zodoende kan ik verhalen over mijn eigen ervaring. Rouw is voor mij iets wat volgt op verliezen. Verliezen van mensen, gezondheid, bestaanszekerheid en perspectief. Verlies van verbinding met wat je dierbaar is en wat je bij je wilt houden.

 

 Wat is rouwen?

 Vroeger werd ervan uitgegaan dat rouwen het ver-werken van verlies is. Je moet er doorheen zodat het of totdat het overgaat. Je doorloopt een aantal opeenvolgende fases (ontkenning, woede, twijfel, verdriet en acceptatie) en dat het liefst in 3 jaar, anders is het pathologisch.

In 1985, met mijn Haptonomie-Alhpa opleiding vers op zak, ben ik als fysiotherapeut gaan werken in een verpleeghuis. Een lieve patiënte met een halfzijdige verlamming heb ik anderhalf jaar begeleid. Een week voor haar overlijden sloeg bij deze godvrezende vrouw de blinde paniek toe. Het werd steeds erger: de dag des oordeels stond voor de deur. Op de dag dat ze overleed heeft ze alleen nog maar gillend het “Onze Vader” gebeden en gesmeekt om te worden ontzien. Als ik het nu zo opschrijf lopende de tranen weer over mijn wangen. Hoezo verwerkt? Alles komt weer bij me boven; ongeloof, woede, verdriet. Nog steeds kan ik dit niet accepteren. Is dit niet normaal? Gelukkig kijken we hier tegenwoordig anders tegen aan.

 Rouwen is ‘werken’. Je wordt er hartstikke moe van en net als je denkt: “Ik ben redelijk op weg”, knal je zo drie stappen terug. Door een vleug van het parfum dat je moeder altijd droeg. Door een buurvrouw die wegduikt tussen de paprika’s, omdat ze niet weet hoe ze jou onder ogen moet komen. Door een lief kaartje van een vriend dat je tegenkomt tijdens de ‘ik-ga-opruimen-want-ik-heb-toch-niets-beters-te-doen-lockdown’. Rouwen is werken om wat je ontvallen is, een (onder)deel van je leven, anders te leren vasthouden.

 

 Jezelf zijn in samen zijn (Autonomie in verbinding)

 Op het moment van verlies word je helemaal op jezelf teruggeworpen. De relatie is verbroken en je zit met de brokstukken. Van samen naar alleen. Kan ik dit aan? Hoe ga ik dit doen? Komt het ooit nog goed? Hoe je hiermee omgaat heeft hoofdzakelijk te maken met hoe je in relatie staat met jezelf en met de ander.

Hoe doe ik dat in eerste instantie? Als het eropaan komt, of anders gezegd, wanneer ik op een grenssituatie stuit, een keuze moet maken, is mijn kracht dat ik me richt op de ander. Hoe hou ik verbinding, wat wil de ander, wat is het belang van de ander? De verbinding staat voorop. De keerzijde daarvan is dat ik van mezelf af kan geraken. In mijn eigen verlieservaringen herken ik mijn neiging om verdriet te bagatelliseren en mezelf achterop te zetten. Een ras-positivo dus: ik geef mezelf een schop onder de kont; niet zeuren, maar doorpakken. Werken is dan helend voor mij; ik ben dan immers onder de mensen en voel me (weer) verbonden. Voor anderen is het dan soms lastig om met mij om te gaan en bij mij stil te staan, omdat zij vaak niet weten wat ze wel of niet kunnen vragen. “Hoe is het?” Stilletjes blij met de aandacht, maar te laf om die aandacht toe te laten reageer ik dan: “Oh, goed hoor, lief dat je het vraagt”. Eerlijk gezegd leer ik daar nog steeds in bij.

 De tegenovergestelde kracht van reageren is om me meer op mezelf richten. Dan sta ik met mijn verdriet meer op de voorgrond, tussen de mensen om me heen. Het is dan lastig het leven te leven; ik wil dan graag stilstaan bij mezelf en wil gehoord worden. De autonomie staat voorop.  De ander voelt zich in het contact minder vrij, waardoor de verbinding wat onder druk komt te staan. Het is alsof het verdriet er tussenin  staat. De welbedoelde handreiking tot verbinding; “Gelukkig heb je ons nog”, voelt dan als volstrekt niet serieus genomen worden.

 De werkelijkheid is natuurlijk niet zo uitgesproken, maar een mix van beiden. Meestal heb je een  voorkeur voor één kant van de medaille. Rouwen is daarmee ook een balanceren tussen kwetsbaarheid laten zien en gezien worden, de ander zoeken en de ander toelaten.

 

 Anders leren verbinden

 Wat kunnen we doen om mensen te begeleiden in hun rouwen? In mijn idee is er geen pasklaar antwoord, simpel door het feit dat iedereen dit rouwen op zijn of haar eigen wijze doet en de context voor iedereen verschillend is. De kunst is aansluiting te vinden bij de ander en bij zijn of haar leefwereld.

 Hierin is wel een aantal stappen te onderscheiden:

  • Samen stilstaan bij het verlies. Dat het echt waar is. Samen zijn met jouw arm om de ander “Gewoon” er zijn. Een pannetje soep brengen. Luisteren.
  • Samen stilstaan bij de emotionele uitbarstingen die erop volgen. Zonder verzachting alles voorbij laten komen: verdriet, boosheid, angst, schuldgevoel en schaamte.
  • Ondersteunen met het echte werken; doorgaan met leven zonder je geliefde aan je zijde, het leven met een dwarslaesie, het zoeken naar een andere baan. Aanpassen aan de nieuwe situatie.
  • Helpen met het opnieuw verbinden met wie de rouwende nu zelf geworden is en met het opnieuw verbinden met de mensen om hem of haar heen.

 Leven met verlies

 In mijn praktijk is dit werken (ondersteunen bij rouwen) dagelijkse kost. Balanceren tussen afstand en nabijheid. Tussen alleen voelen en samen zijn. De ander ruimte geven voor het verdriet en tegelijkertijd nabijheid laten ervaren, zodat hij het gevoel heeft en leert er niet alleen in te hoeven staan. Samen de levenskunst uit te oefenen om het verlies met het leven te verbinden. Want die horen bij elkaar.

Wat mij in rouwperiodes het meest helpt is dat ik lieve mensen om me heen heb, die oprechte vragen stellen. Niet alleen de empathische, maar juist ook de confronterende. En dan vooral aandachtig aanblijven in nabijheid, er zijn en blijven luisteren. en niet bang voor alles wat er dan loskomt. Dat voelt zo geborgen en verbonden. Verbonden met het leven.

 We gaan twee maanden terug in de tijd. Mijn oudste broer overlijdt, 64 jaar jong, aan ernstig hartfalen. Zijn begrafenis houden we in kleine kring wegens de coronamaatregelen. Alles rondom de begrafenis doen we samen. Zelfs de kist is zelf gemaakt. Na de laatste schep zand, toasten we op zijn leven. Heel intiem met elkaar achter in de grote tuin. Ik kijk naar mijn moeder van 90. Dit is haar tweede zoon die ze in korte tijd moet afgeven. “Het is toch vreselijk” zeg ik tegen haar. Ze is stil, ze knikt en gaat met een van haar achterkleindochters spelen. In gedachten zeg ik tegen mezelf: “Ik heb het gelukkig niet van een vreemde.”